Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Saulus, [1]blazende nog dreiging en moord tegen [2]de discipelen des Heeren, ging tot de [3]hogepriester, 1. Namelijk na den dood van Stefanus; ene gelijkenis genomen van de leeuwen of beren, een prooi najagende; of gelijk de bittere vijanden zich tegen anderen plegen aan te stellen. 2. Dat is, degenen, die Christus aanhingen, en daarna te Antiochie eerst Christenen genaamd werden; hfdst.11 vs.26. 3. Namelijk en den oppersten Raad der Joden, waarvan hij het hoofd was; hfdst.22 vs.5, bij welken Raad de kennis en het opperste oordeel toen stond van de zaken der Joodse religie, ook in de synagogen buiten het Joodse land. Zie 2 Kron.19:10; hfdst.18 vs.15.